NVP Website voor leden

Verkrijg hier toegang tot exclusieve NVP Website ledencontent.

Iedere psychotherapeut is gehouden aan bestaande wet- en regelgeving en is verplicht deze na te leven. 

Het voldoen aan verplichtingen die voortvloeien uit deze verplichtingen beschouwen de meeste mensen niet altijd als plezierig. Toch is het van belang om de dwingende betekenis van wet- en regelgeving, richtlijnen en de beroepscode na te leven.  

Het biedt namelijk veiligheid voor cliënten én voor de psychotherapeuten. Het geeft houvast in een veelheid van ethische vragen en dilemma's.  

Op het tabblad Achtergrond behandelen we de belangrijkste wetten en regels. 

Wetgeving

Regelgeving

 

Wet op de Beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG)

De belangrijkste wet voor de beroepsuitoefening in de gezondheidszorg is de Wet op de Beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), een kaderwet, die de grote lijnen aangeeft.

Doel van de wet is om de kwaliteit van de beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg te bevorderen en te bewaken en de patiënt te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door beroepsbeoefenaren. Daarom staan er in de wet bepalingen over zaken als:

Artikel 3
Het beroep psychotherapeut is  een artikel 3 beroep. Dat betekent dat bovenstaande bepalingen gelden.

Opleiding
Voor het beroep psychotherapeut zijn de opleidingseisen neergelegd in het Besluit psychotherapeut (maart 1998). Dit besluit is door de (door de minister aangewezen) erkende opleidingsinstellingen vertaald in het curriculum van de opleiding.

Alleen degenen die zijn ingeschreven in het BIG-register Psychotherapeut mogen de beroepstitel psychotherapeut voeren. Registratie vindt alleen plaats met het diploma van een opleiding die aan bepaalde eisen voldoet. Bovendien geldt per beroep, een omschrijving van het specifieke deskundigheidsgebied.

Bij het BIG-register kunt u nagaan of een beroepsbeoefenaar geregistreerd is en of hem door een tuchtcollege beperkende maatregelen zijn opgelegd.


Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO)

De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) regelt de relatie tussen patiënt (of zijn wettelijke vertegenwoordiger) en de hulp- of zorgverlener. In het algemeen komt een behandelingsovereenkomst tussen hulpverlener en patiënt tot stand bij de eerste intake.

De patiënt is opdrachtgever tot zorg, hetgeen gedefinieerd wordt als: onderzoek, het geven van raad en handelingen op het gebied van de geneeskunst, die het doel hebben iemand van een ziekte te genezen, ziekte te voorkomen of de gezondheidstoestand te beoordelen, of het verlenen van verloskundige bijstand.

De WGBO is dwingend recht, dat wil zeggen dat hulpverleners (of hulpverlenende instanties) en patiënten onderling geen afspraken kunnen maken die in strijd zijn met de WGBO.

Deze wet heeft niet alleen betrekking op volwassenen. Er zijn ook de rechten in vastgelegd van minderjarigen en meerderjarige wilsonbekwamen als patiënt.

Rechten van de patiënt
-recht op duidelijke informatie over eventuele onderzoeken, behandelingen en uw gezondheidstoestand;
-recht om geen informatie te willen;
-toestemmingsvereiste voor een medische behandeling;
-recht om uw medisch dossier in te zien en recht op een kopie daarvan; 
-recht om fouten in uw medisch dossier te herstellen;
-recht om een eigen verklaring aan uw medisch dossier toe te laten voegen;
-recht om gegevens uit uw medisch dossier te laten vernietigen;
-recht op privacy en geheimhouding van medische gegevens (beroepsgeheim);
-recht op een second opinion (tweede mening) van een andere hulpverlener dan uw behandelaar.

Plichten van de patiënt
-de patiënt informeert de hulpverlener zo goed mogelijk en verleent uw medewerking die nodig is voor een goede zorgverlening;
-de patiënt moet de hulpverlener of zorginstelling betalen.

Rechten en plichten van de hulpverlener
- De belangrijkste plicht van een hulpverlener is het verlenen van goede zorg;
- Een hulpverlener heeft daarbij het recht om zijn eigen beslissingen te nemen. Hij hoeft niet zonder meer te doen wat een patiënt of diens vertegenwoordiger hem vraagt. Als een hulpverlener van mening is dat een bepaalde behandeling onredelijk of medisch niet noodzakelijk is, mag hij weigeren deze uit te voeren;
-De hulpverlener laat zich bij nemen van zijn beslissingen leiden door zijn eigen deskundigheid en professionele standaarden die gelden voor de beroepsgroep.


Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)

De overheid heeft wettelijk vastgelegd wat 'goede zorg' inhoudt. En wat er moet gebeuren als mensen een klacht hebben over de zorg. Dit staat in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). De Wkkgz geldt voor alle zorgaanbieders. Zowel voor zorginstellingen als vrijgevestigde hulp- of zorgverleners. De Wkkgz geldt niet voor aanbieders van jeugdhulp in het kader van de Jeugdwet.

In de Wkkgz wordt onder meer geregeld:

  • Een betere en snelle aanpak van klachten
    Mensen kunnen gratis terecht bij de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder. Uit de praktijk blijkt dat een goed gesprek tussen de cliënt en de zorgverlener het beste werkt. De klachtenfunctionaris kan zo’n gesprek op gang brengen. Lost een gesprek het probleem niet op? Dan kan de cliënt een rechtszaak aanspannen. Maar de wet biedt ook een laagdrempelig alternatief: de onafhankelijke geschilleninstantie. Die doet een uitspraak waar beide partijen zich aan moeten houden. De geschilleninstantie kan ook een schadevergoeding toekennen.
  • Zorgmedewerkers kunnen veilig incidenten melden
    Medewerkers moeten voorvallen kunnen melden. Zorgaanbieders moeten een interne werkwijze hebben die dit regelt, ze mogen zelf bepalen hoe ze dit organiseren. Doel is dat collega´s het voorval met elkaar bespreken en ervan leren.
  • Cliënt krijgt sterkere positie
    De cliënt heeft het recht op goede informatie als er in de zorgverlening iets niet goed is gegaan. De zorgaanbieder moet een fout met de cliënt bespreken en in het cliëntendossier opnemen. De cliënt heeft recht op informatie over de kwaliteit van de zorg wanneer hij daarom vraagt.
  • Uitbreiding meldplicht zorgaanbieders
    Voortaan moeten zorgaanbieders alle vormen van geweld in de zorgrelatie melden aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in oprichting. Net als ontslag van een zorgverlener wegens ernstig disfunctioneren.

In Wat u als zorgaanbieder moet regelen leest u in een aantal veel gestelde vragen, met antwoorden van de overheid.


Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Deze wet bepaalt dat organisaties en zelfstandige beroepsbeoefenaren in de o.a. de gezondheidszorg een meldcode moeten hebben en het gebruik ervan moeten bevorderen. De meldcode is een stappenplan waarin staat hoe de psychotherapeut moet omgaan met signaleren en melden van huiselijk geweld en kindermishandeling.  

De meldcode kent 5 stappen: 

  • 1.In kaart brengen van signalen met behulp van de signalenkaart. De kindcheck is onderdeel van deze stap en is bedoeld voor professionals om kindermishandeling door volwassen cliënten vroegtijdig te herkennen. 
  • 2. Overleggen met een collega of indien nodig met Veilig Thuis: het advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling.
  • 3. In gesprek gaan met de betrokkene(n) om zorgen te bespreken.
  • 4. Afweging maken van de ernst van de situatie. Bij twijfel kan altijd contact worden opgenomen met Veilig Thuis. 
  • 5. Een beslissing nemen. Het afwegingskader in de meldcode helpt de professional bij het nemen van een beslissing. Voor veel beroepsgroepen is ook een specifiek afwegingskader beschikbaar die zij kunnen gebruiken. 

Meer informatie

  • Via de wettelijk verplichte Kindcheck (als onderdeel van de Meldcode) controleren professionals of er kinderen in een gezin zijn, of ze veilig zijn en/of hulp nodig is. Bijvoorbeeld als een ouder een psychische stoornis heeft of verslaafd is.


Wet Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)

Organisaties moeten voorzichtig zijn met de (digitale) persoonsgegevens die zij verzamelen. Zij moeten duidelijk maken welke gegevens zij hebben en wat ze daarmee doen en moeten zorgen dat gegevens veilig bewaard worden. De NVP heeft een voorbeeld Privacyverklaring (alleen na inlog, voor leden) opgesteld om vrijgevestigde leden een handreiking te bieden bij het voldoen aan verplichtingen die de AVG stelt. 

Mensen die gebruikmaken van zorg, moeten ervan op aan kunnen dat hun gezondheidsgegevens veilig zijn. Gezondheidsgegevens vallen onder de categorie bijzondere persoonsgegevens en dienen met extra zorgvuldigheid beschermd te worden.  

De AVG regelt dat het verwerken van deze persoonsgegevens alleen mag met een grondslag. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn om deze gegevens te verwerken. Er zijn 6 grondslagen die terug te vinden zijn in de verschillende wetten waar de psychotherapeut zich aan dient te houden: 

  • U heeft toestemming van de persoon om wie het gaat. 
  • Het is noodzakelijk om gegevens te verwerken om een overeenkomst uit te voeren. 
  • Het is noodzakelijk om gegevens te verwerken omdat u dit wettelijk verplicht bent.
  • Het is noodzakelijk om gegevens te verwerken om vitale belangen te beschermen. 
  • Het is noodzakelijk om gegevens te verwerken om een taak van algemeen belang uit te voeren / openbaar gezag uit te oefenen. 
  • Het is noodzakelijk om gegevens te verwerken om uw gerechtvaardigde belang te behartigen. 

De meeste gegevensverwerkingen in de zorg zijn voldoende geregeld in de wet. Toestemming vragen is dan niet nodig. De AVG vereist alleen toestemming als er geen andere grondslag is om gezondheidsgegevens te verwerken. Bijvoorbeeld het verstrekken van gegevens aan derden.  

Controle identiteit 
In de gezondheidszorg bestaat een identificatieplicht. Maar een kopie of scan maken van het identiteitsbewijs mag niet. De soort en nummer van het identiteitsbewijs opnemen in de administratie mag wel. Zie: Identiteitsbewijs in de zorg | Autoriteit Persoonsgegevens 

Beveiliging 
Het verwerken van gezondheidsgegevens brengt hoge risico’s met zich mee voor de privacy van cliënten. Daarom moeten zorgaanbieders deze gegevens voldoende beveiligen. Zowel op technisch als organisatorisch niveau. Deze normen helpen om aan de regels te voldoen: Gezondheidsgegevens beveiligen | Autoriteit Persoonsgegevens 

Meer informatie: 


Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz)

Per 1 juli 2020 is het verplicht om het voor cliënten mogelijk te maken hun dossier elektronisch in zien. De Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz), te zien als aanvulling op de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo) de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de Wet Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), stelt geen eisen aan de vorm waarin u elektronische inzage verstrekt. De wet zegt wel dat het veilig moet zijn.

 Om welke gegevens gaat het?

  • De Wabvpz geeft aan dat er geen gegevens van de verschillende behandelaren mogen worden uitgewisseld via een elektronisch uitwisselingssysteem zonder de uitdrukkelijke toestemming van de cliënt (art. 15a, lid 1).
  • Als gedurende de behandeling nieuwe behandelaren bij de behandeling worden betrokken of het elektronische systeem substantieel wordt gewijzigd, moet de cliënt akkoord gaan met de wijziging.
  • Op het moment dat met meerdere collega’s in het elektronische dossier wordt gewerkt, is de ‘logging’ onderdeel van het inzagerecht (art. 15e). Dit houdt in dat, indien hier door de cliënt expliciet naar wordt gevraagd, een elektronisch gegenereerd logging overzicht wordt gegeven van wie, waar, wanneer, gegevens in het dossier heeft ingevoerd, aangepast en/of ingezien
  • Een cliënt kan een eerder gegeven toestemming altijd intrekken en moet  worden geïnformeerd over dit recht (art. 15c, lid 1).
  • Er mogen geen gegevens worden uitgewisseld (of inzage, of afschrift) die betrekking hebben op de persoonlijke levenssfeer van een ander dan de cliënt zelf (art. 15a, lid 3). Die delen van het dossier moeten worden afgeschermd.
  • Voor dossiers van minderjarigen (art. 15g van de Wabvpz) gelden dezelfde rechten, plichten en uitzonderingen als omschreven (op grond van de Wgbo en Jeugdwet) in de Beroepscode voor psychotherapeuten.
  • Persoonlijke werkaantekeningen maken geen deel uit van het elektronische dossier.
  • Een zorgverzekeraar heeft geen toegang tot elektronische uitwisselingssystemen (art. 15f, lid 1).

Wijze van verstrekking
De Wabvpz schrijft niet voor welk soort elektronisch systeem te hanteren of op welke manier inzage en afschrift verstrekt moeten worden. De wet zegt wel dat het veilig dient te zijn: het beschikbare elektronisch systeem moet voldoen aan de beveiligingsnormen NEN 7510, NEN 7512 en NEN 7516 (veilig e-mailen), zoals vastgelegd in het Besluit elektronische gegevensuitwerking door zorgaanbieders (Begz).

Uit jurisprudentie inzake de Wabvpz blijkt dat elektronische inzage mag worden gegeven via de computer/laptop op de praktijk, waarbij de psychotherapeut direct uitleg kan geven.

Bij een afschrift kan worden gedacht aan het openstellen van een specifiek portaal in het EPD of via een Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO) met beveiligde codes of - wat gemakkelijker is - het persoonlijk overhandigen van een USB-stick. Het dossier opsturen als bijlage bij een beveiligde e-mail behoort ook tot de mogelijkheden.

Op grond van de art. III.4.2.2.2 van de Beroepscode voor psychotherapeuten konden de kosten die samenhangen met inzage of afschrift (ongeacht in welke vorm) al eerder niet door psychotherapeuten in rekening worden gebracht.

Waarborgen van veiligheid
Het is de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder om te garanderen dat op een veilige manier wordt voldaan aan een verzoek tot elektronische inzage in en/of afschrift van het medisch dossier. Indien (het interne systeem van) beveiliging van cliëntendossiers niet goed wordt geregeld kan dit leiden tot een torenhoge boete.

In de Wabvpz (art. 15h) wordt gewezen op de verplichting van de zorgaanbieder om bij een vermoeden van onbevoegd bekijken van een cliëntendossier melding te doen bij de Autoriteit persoonsgegevens.

Meer informatie


Zorgverzekeringswet (Zvw)

In de Zorgverzekeringswet is er ruimte voor marktwerking en krijgen consumenten, zorgaanbieders en zorgverzekeraars meer ruimte om zelf keuzes te maken. De zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de Zvw. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is toezichthouder en controleert of verzekeraars zich houden aan de normen, regels en voorwaarden die zijn vermeld in de Zvw.

Eén van de kernpunten is dat iedereen die in Nederland woont of werkt, verplicht is om een basisverzekering af te sluiten. De zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor het aanbieden van de basisverzekering en hebben een zorgplicht.
Dat houdt in dat alle verzekerden toegang moeten krijgen tot betaalbare en kwalitatief goede zorg. Zorgverzekeraars moeten voldoende zorg van goede kwaliteit inkopen.

Wanneer een zorgaanbieder, zoals een ggz-instelling, aangeeft dat er een wachtlijst is voor een bepaalde behandeling dan moet de verzekeraar bemiddelen en ervoor zorgen dat de verzekerde binnen een redelijke termijn en binnen een redelijke reisafstand geholpen kan worden bij een andere zorgaanbieder. Op dit vlak zijn binnen de Zvw duidelijke normen gesteld. Daarnaast moet deze zorg bereikbaar zijn, zeker als het gaat om spoedeisende hulp.

De basisverzekering dekt een groot aantal gezondheidsrisico’s, waaronder geestelijke gezondheidszorg:

  • Generalistische basis GGZ (GB GGZ): diagnostiek en behandeling van mensen lichte tot matige niet-complexe psychische aandoeningen. Te denken valt aan gesprekken met een psycholoog of een internetbehandeling (e-health). Het kan ook gaan om mensen met stabiele chronische psychische problemen met een laag risico.
  • Gespecialiseerde GGZ (SGGZ): diagnostiek en behandeling van (zeer) complexe psychische aandoeningen.
  • Eerste 3 jaar verblijf in ggz-instelling.

Voor kinderen en jongeren tot 18 jaar met psychische problemen geldt een afwijkende wetgeving- en vergoeding: namelijk via de Jeugdwet.        

Aanleverstandaard zorgvraagtypering en wachttijden

Vanaf 1 juli 2022 moet elke zorgaanbieder alle informatie-elementen vastleggen die met zorgvraagtypering te maken hebben. Deze informatie moet vanaf die datum halfjaarlijks aangeleverd worden aan de NZa. 

Welke informatie-elementen u precies aanlevert leest u in artikel 4.2 lid 4 van de Regeling geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg (NR/REG-2214c*). In dit document staat ook welke informatie-elementen u niet aanlevert als de patiënt een Privacyverklaring Zorgprestatiemodel heeft ondertekend.   

Vanaf 1 oktober 2022 leveren ggz-zorgaanbieders ook maandelijks de wachttijdinformatie aan via het Zorgbeeldportaal van de NZa.


Jeugdwet

De Jeugdwet vervangt niet alleen de Wet op de jeugdzorg, die tot 2015 geldig was, maar ook de verschillende andere onderdelen van de jeugdzorg die onder de Zorgverzekeringswet (geestelijke gezondheidszorg voor jongeren) en de AWBZ (wat betreft zorg voor licht verstandelijk beperkte jeugd) vielen. Ook de jeugdbescherming en jeugdreclassering maken onderdeel uit van de wet.

De jeugdzorg is overgeheveld naar de gemeenten die zich in hun beleid moeten richten op:

In de Jeugdwet is de verantwoordelijkheid van de gemeenten uitgebreid met de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg, de gesloten jeugdzorg, geestelijke gezondheidzorg voor kinderen en jongeren (jeugd-ggz), zorg voor jeugd met een lichte verstandelijke beperking (jeugd-lvb), ggz in het kader van het jeugdstrafrecht (forensische zorg), jeugdbescherming en jeugdreclassering.

De taken van de gemeenten 
De taken van de gemeenten zijn:

  • Het versterken van het probleemoplossend vermogen van kinderen, jongeren, hun ouders en hun sociale omgeving
  • Het bevorderen van de opvoedvaardigheden van ouders en het opvoedkundig klimaat van de sociale omgeving
  • Preventie en vroegsignalering
  • Het tijdig bieden van de juiste hulp op maat volgens het uitgangspunt 'één gezin, één plan, één regisseur'
  • Regels verminderen voor professionals

Gemeenten hebben een jeugdhulpplicht. Dit houdt in dat gemeenten verplicht zijn om jeugdhulp te bieden in situaties waar kinderen, jongeren en ouders hulp nodig hebben bij het opgroeien of opvoeden. Jeugdhulp stopt in principe bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar. Pleegzorg kan tot 21 jaar worden ingezet als de jongere dit wil. In sommige gevallen kan de jeugdhulp na 18 jaar nog doorlopen.  

Volgens gemeenten maakt de jeugdwet niet duidelijk welke ondersteuning wel of niet onder de jeugdhulpplicht valt. Daarom is er een Hervormingsagenda Jeugd 2023-2028 opgesteld met meerdere verbetervoorstellen. 


Beroepscode voor psychotherapeuten

Vanaf 1 mei 2018 geldt voor alle psychotherapeuten een nieuwe Beroepscode voor psychotherapeuten. Deze versie is een actualisatie van de code uit 2007 en wordt uitgegeven door de NVP.

De wijzigingen die na 2018 zijn doorgevoerd staan in een apart document (pdf).

De beroepscode is een onmisbare leidraad voor het beroepsmatig handelen van iedere psychotherapeut. Onder beroepsmatig handelen wordt hier niet alleen verstaan het handelen in het kader van een professionele relatie in engere zin, maar elk optreden van de psychotherapeut in die hoedanigheid.


Wegwijzer Wet- en regelgeving voor psychologen in de gezondheidszorg

Het Nederlands Instituut van Psychologen ontwikkelde een leesbaar document waarin de meeste relevante wet- en regelgeving gebundeld is. Specifiek voor psychologen werkzaam in de gezondheidszorg en ook bruikbaar voor psychotherapeuten.  


GGZ-richtlijnen en zorgstandaarden 

Om de kwaliteit van de gezondheidszorg te verbeteren, wordt meer en meer gewerkt volgens kwaliteitsstandaarden, zoals richtlijnen en zorgstandaarden. Hierin staat de norm voor goede zorg en welke zorg geleverd moet worden. 

  • Een richtlijn geeft vakinhoudelijke aanbevelingen voor goede diagnostiek en behandeling en is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Een richtlijn is vanuit het perspectief van de professional beschreven en vergelijkt verschillende interventies voor een psychische aandoening op basis van wetenschappelijke effectiviteit.  
  • Zorgstandaarden beschrijven alle fases van het zorgproces en de organisatie van de zorg. De zorgstandaard is vanuit het perspectief van de client beschreven. Een zorgstandaard neemt aanbevelingen over uit meerdere richtlijnen en vormt er één geheel van.  

In Nederland wordt sinds 1999 samengewerkt om te komen tot betere richtlijnen in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Hierbij zijn vele beroepsgroepen betrokken én cliënten- en familieorganisaties.

De multidisciplinaire ggz-richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften. Het zijn zo veel mogelijk op bewijs gebaseerde inzichten en aanbevelingen voor zorgverleners, beleidsmakers en inhoudelijk adviseurs, om kwalitatief hoogwaardige zorg te verlenen en te waarborgen. De richtlijnen zijn geen standaard die in alle omstandigheden van toepassing verklaard kan worden.

Aangezien deze aanbevelingen hoofdzakelijk gebaseerd zijn op de 'gemiddelde patiënt', kunnen zorgverleners, als zij dat nodig achten, op basis van hun professionele deskundigheid en autonomie afwijken van de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, zelfs noodzakelijk. Als zorgverleners van de richtlijn afwijken, is het noodzakelijk dat zij dit onderbouwen, ook tegenover de patiënt, en documenteren.

Autorisatie
Om een zo groot mogelijk draagvlak te verkrijgen voor de toepassing van de richtlijn in de praktijk worden de multidisciplinaire richtlijnen ter ‘geldig verklaring' voorgelegd aan de beroepsverenigingen, nadat het binnengekomen commentaar op de concepttekst is verwerkt.

De NVP heeft de volgende multidisciplinaire richtlijnen geautoriseerd:

Alle GGZ-richtlijnen en zorgstandaarden (inclusief standaarden die niet door de NVP zijn geautoriseerd) zijn te vinden op GGZ Standaarden

Zorgstandaard overleg met en rapportage aan de huisarts

(Landelijke samenwerkingsafspraken tussen huisarts, generalistische basis ggz en gespecialiseerde ggz)

De huisarts al dan niet als rechtstreeks betrokken zorgverlener

  • De geheimhoudingsplicht geldt niet ten opzichte van zorgverleners die rechtstreeks bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst betrokken zijn. Dit geldt ook voor vervangers van de psychotherapeut, bijvoorbeeld in het kader van een waarneemregeling. Huisartsen zijn rechtstreeks betrokken indien zij in het kader van de betreffende psychotherapeutische behandeling bijvoorbeeld medicijnen voorschrijven.
  • In veel gevallen zijn huisartsen, ook als zij verwijzer zijn, niet rechtstreeks bij de psychotherapeutische behandeling betrokken. In dit geval is voor de ggz regelgeving van kracht over wanneer en over welke punten overleg met en rapportage aan de huisarts, op voorwaarde dat de cliënt (of wettelijke vertegenwoordigers) hiervoor toestemming geeft (geven).

Deze regelgeving is vastgelegd in het document Landelijke samenwerkingsafspraken tussen huisarts, generalistische basis GGZ en gespecialiseerde GGZ.
De rapportage betreft feitelijke informatie zoals contactgegevens regiebehandelaar, diagnose, behandeldoel, gekozen behandelmethode, frequentie behandelcontacten, herstel bereikt en/of nazorg gewenst.
De informatie dient te worden beperkt tot wat voor het doel van de informatieverstrekking noodzakelijk is (art. III.3.1.1 van Beroepscode voor psychotherapeuten).


Handreiking Inzage in medische dossiers door nabestaanden 

De KNMG heeft in samenspraak met de Patiëntenfederatie, de handreiking Inzage in medische dossiers door nabestaanden opgesteldDeze uitgave gaat in op alle regels rondom het recht voor nabestaanden op inzage en afschrift van gegevens uit medische dossiers van overleden naasten. 

Op verzoek van de KNMG heeft de NVP gereageerd op de conceptversie van de Handreiking voor hulpverleners. De NVP is hiervoor benaderd omdat de handreiking van toepassing is voor alle hulpverleners onder de WGBO. De Patiëntenfederatie Nederland (PFN) heeft een aparte versie voor patiënten en nabestaanden gemaakt.  

Achtergrond

De wijzigingen per 1 januari 2020 in het recht op inzage en afschrift voor nabestaanden zijn grotendeels nieuw voor hulpverleners. Tegelijk hebben zij soms grote gevolgen voor de dagelijkse praktijk. Met deze handreiking maken de KNMG en de Patiëntenfederatie, op verzoek van het ministerie van VWS, duidelijk in welke situaties hulpverleners gegevens uit het medisch dossier van een overleden patiënt of cliënt aan nabestaanden en anderen mogen verstrekken.

De handreiking is op 19 januari 2021 door de minister van VWS aan de Tweede Kamer aangeboden.

Hoofdregel en uitzonderingen
Alle informatie uit een medisch dossier van een patiënt valt onder het beroepsgeheim van een hulpverlener. Deze hoofdregel geldt ook na het overlijden van een patiënt. De wet bevat echter een aantal uitzonderingen op die hoofdregel. Die uitzonderingen worden in de handreikingen besproken. Het gaat om: 

  • de toestemming die een patiënt bij leven heeft gegeven of juist geweigerd 
  • inzagerecht na een incident 
  • inzagerecht vanwege een zwaarwegend belang  
  • inzagerecht voor ouders van kinderen die nog geen 16 jaar waren toen zij overleden  

Van toepassing op alle hulpverleners onder de WGBO

Hulpverleners op wie de WGBO van toepassing is, zijn onder andere psychotherapeuten en gz-psychologen, maar ook zorginstellingen, zoals ziekenhuizen (algemeen en psychiatrisch), verpleeghuizen en thuiszorgorganisaties.

 
[PLACEHOLDER_HIDE]
[PLACEHOLDER_HIDE]
[PLACEHOLDER_HIDE]