Verkrijg hier toegang tot exclusieve NVP Website ledencontent.
De belangrijkste wet voor de beroepsuitoefening in de gezondheidszorg is de Wet op de Beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), een kaderwet, die de grote lijnen aangeeft.
Doel van de wet: de kwaliteit van de beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg te bevorderen en te bewaken en de patiënt te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door beroepsbeoefenaren.
Daarom staan er in de wet bepalingen over zaken als:
- titelbescherming
- registratie
- herregistratie
- voorbehouden handelingen
- tuchtrecht.
Artikel 3
Het beroep psychotherapeut is, net als de gezondheidszorgpsycholoog, arts en tandarts een artikel 3 beroep. Deze beroepen hebben een wettelijk beschermde beroepstitel; moeten zich (her)registreren in het BIG-register en vallen onder het tuchtrecht.
Opleiding
Voor het beroep psychotherapeut zijn de opleidingseisen neergelegd in het Besluit psychotherapeut (maart 1998).
Dit besluit is door de (door de minister aangewezen) erkende opleidingsinstellingen vertaald in het curriculum van de opleiding.
Alleen degenen die zijn ingeschreven in het BIG-register Psychotherapeut mogen de beroepstitel psychotherapeut voeren.
Registratie vindt alleen plaats met het diploma van een opleiding die aan bepaalde eisen voldoet. Bovendien geldt per beroep, een omschrijving van het specifieke deskundigheidsgebied.
Bij het BIG-register kunt u nagaan of een beroepsbeoefenaar geregistreerd is en of hem door een tuchtcollege beperkende maatregelen zijn opgelegd.
De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) regelt de relatie tussen patiënt (of zijn wettelijke vertegenwoordiger) en de hulp- of zorgverlener. In het algemeen komt een behandelingsovereenkomst tussen hulpverlener en patiënt tot stand bij de eerste intake.
De patiënt is opdrachtgever tot zorg, hetgeen gedefinieerd wordt als: onderzoek, het geven van raad en handelingen op het gebied van de geneeskunst, die het doel hebben iemand van een ziekte te genezen, ziekte te voorkomen of de gezondheidstoestand te beoordelen, of het verlenen van verloskundige bijstand.
De WGBO is dwingend recht, dat wil zeggen dat hulpverleners (of hulpverlenende instanties) en patiënten onderling geen afspraken kunnen maken die in strijd zijn met de WGBO.
Deze wet heeft niet alleen betrekking op volwassenen. Er zijn ook de rechten in vastgelegd van minderjarigen en meerderjarige wilsonbekwamen als patiënt.
Rechten van de patiënt
-recht op duidelijke informatie over eventuele onderzoeken, behandelingen en uw gezondheidstoestand;
-recht om geen informatie te willen;
-toestemmingsvereiste voor een medische behandeling;
-recht om uw medisch dossier in te zien en recht op een kopie daarvan;
-recht om fouten in uw medisch dossier te herstellen;
-recht om een eigen verklaring aan uw medisch dossier toe te laten voegen;
-recht om gegevens uit uw medisch dossier te laten vernietigen;
-recht op privacy en geheimhouding van medische gegevens (beroepsgeheim);
-recht op een second opinion (tweede mening) van een andere hulpverlener dan uw behandelaar.
Plichten van de patiënt
-de patiënt informeert de hulpverlener zo goed mogelijk en verleent uw medewerking die nodig is voor een goede zorgverlening;
-de patiënt moet de hulpverlener of zorginstelling betalen.
Rechten en plichten van de hulpverlener
- De belangrijkste plicht van een hulpverlener is het verlenen van goede zorg;
- Een hulpverlener heeft daarbij het recht om zijn eigen beslissingen te nemen. Hij hoeft niet zonder meer te doen wat een patiënt of diens vertegenwoordiger hem vraagt. Als een hulpverlener van mening is dat een bepaalde behandeling onredelijk of medisch niet noodzakelijk is, mag hij weigeren deze uit te voeren;
-De hulpverlener laat zich bij nemen van zijn beslissingen leiden door zijn eigen deskundigheid en professionele standaarden die gelden voor de beroepsgroep.
De de overheid heeft wettelijk vastgelegd wat 'goede zorg' inhoudt. En wat er moet gebeuren als mensen een klacht hebben over de zorg. Dit staat in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). De Wkkgz geldt voor alle zorgaanbieders. Zowel voor zorginstellingen als vrijgevestigde hulp- of zorgverleners. De Wkkgz geldt niet voor aanbieders van jeugdhulp in het kader van de Jeugdwet.
In de Wkkgz wordt onder meer geregeld:
In Wat u als zorgaanbieder moet regelen leest u in een aantal veel gestelde vragen, met antwoorden van de overheid.
Op 1 juli 2013 is de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in werking is getreden. Organisaties en zelfstandige zorgaanbieders zijn verplicht een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te hebben en adequaat gebruik daarvan te bevorderen. De meldcode bestaat uit een stappenplan voor professionals bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling. Doel van de wet is om professionals te ondersteunen in een tijdige en effectieve aanpak van geweld in huiselijke kring.
Het hanteren van een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling geldt voor organisaties en zelfstandige beroepskrachten in de (jeugd)gezondheidszorg, het onderwijs, de kinderopvang, de jeugdzorg en de maatschappelijke ondersteuning en eveneens voor politie en justitie.
Meldcode versus meldplicht
Een verplichte meldcode is iets anders dan een meldplicht. Bij een meldplicht moet de professional zijn vermoeden van geweld altijd melden bij andere instanties. Die verplichting bestaat niet bij een meldcode. De beslissing om vermoedens van huiselijk geweld wel of niet te melden, neemt de professional op basis van het stappenplan.
Afwegingskader
Met de wijziging van de meldcode per 1 januari 2019 is een afwegingskader onderdeel van de verplichte meldcode. Het afwegingskader dat de door de beroepsgroepen, waaronder de NVP, is opgesteld, is te beschouwen als een professionele norm voor al dan niet doen van een melding.
Het basismodel van de Meldcode bestaat uit 5 stappen:
Meer informatie
Via de wettelijk verplichte Kindcheck (als onderdeel van de Meldcode) controleren professionals of er kinderen in een gezin zijn, of ze veilig zijn en/of hulp nodig is. Bijvoorbeeld als een ouder een psychische stoornis heeft of verslaafd is.
De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) bevat aangescherpte privacyregels die vanaf 25 mei 2018 geldt voor alle maatschappelijke sectoren, waaronder de zorg. Deze wet vervangt de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De NVP heeft een voorbeeld Privacyverklaring (alleen na inlog, voor leden) opgesteld om vrijgevestigde leden een handreiking te bieden bij het voldoen aan verplichtingen die de AVG stelt.
De AVG is op onderdelen vooral een aanscherping en aanvulling op de Wbp. Daarom hierbij eerst uitleg over wat er met de AVG in elk geval niet verandert.
Wat niet verandert
Met de AVG blijft de (inhoud van de) reeds bestaande zorgspecifieke wet- en regelgeving ongewijzigd. Dit betekent onder meer dat de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz), de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), de Wet toelating Zorginstellingen (WTZi), de Wet marktordening gezondheidszorg (de Wmg) en de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) onveranderd blijven.
Naast de AVG is er zorgspecifieke wet- en regelgeving voor de elektronische verwerking en uitwisseling van medische gegevens. Dit betreft de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (voorheen: Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg) en het Besluit elektronische gegevensverwerking door zorgaanbieders. De zorgspecifieke regelgeving kent op een aantal onderdelen een strenger regime voor gegevensbescherming dan de AVG. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om regels over het beroepsgeheim en de mogelijkheden tot het verwerken van het BSN-nummer van patiënten.
Verplichtingen die hetzelfde blijven of minimaal zijn aangescherpt:
Veranderingen
Er is met de inwerkingtreding van de AVG ook wat veranderd. In essentie zijn de nieuwe verplichtingen er vooral op gericht om:
De belangrijkste veranderingen zijn:
Vanuit de Zorgverzekeringswet geldt een wettelijke plicht om de identiteit van een patiënt te controleren aan de hand van een geldig legitimatiebewijs en het BSN-nummer te noteren (zie ook https://www.sbv-z.nl/veelgestelde-vragen/zorgadministraties). Omdat er geen noodzaak is op grond van wetgeving om een bewijs daarvan (kopie identiteitsbewijs) te bewaren is het laatste op grond van de AVG niet toegestaan.Het recht om vergeten te worden geldt in principe niet voor medische dossiers. De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) biedt namelijk ruimte aan nationale wetgeving. Onder meer om uitzonderingen op het recht op vergetelheid te regelen.De via de NVP/P3NL ingeschakelde FG kan met betrekking tot bovenstaande adviseren.
Per 1 juli 2020 is het verplicht om het voor cliënten mogelijk te maken hun dossier elektronisch in zien. De Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz), te zien als aanvulling op de Wgbo, de Wkkgz en de AVG, stelt geen eisen aan de vorm waarin u elektronische inzage verstrekt. De wet zegt wel dat het veilig moet zijn.
Om welke gegevens gaat het?
Wijze van verstrekking
De Wabvpz schrijft niet voor welk soort elektronisch systeem te hanteren of op welke manier inzage en afschrift verstrekt moeten worden. De wet zegt wel dat het veilig dient te zijn: het beschikbare elektronisch systeem moet voldoen aan de beveiligingsnormen NEN 7510, NEN 7512 en NEN 7516 (veilig e-mailen), zoals vastgelegd in het Besluit elektronische gegevensuitwerking door zorgaanbieders (Begz).
Uit jurisprudentie inzake de Wabvpz blijkt dat elektronische inzage mag worden gegeven via de computer/laptop op de praktijk, waarbij de psychotherapeut direct uitleg kan geven.
Bij een afschrift kan worden gedacht aan het openstellen van een specifiek portaal in het EPD of via een Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO) met beveiligde codes of - wat gemakkelijker is - het persoonlijk overhandigen van een USB-stick. Het dossier opsturen als bijlage bij een beveiligde e-mail behoort ook tot de mogelijkheden.
Op grond van de art. III.4.2.2.2 van de Beroepscode voor psychotherapeuten konden de kosten die samenhangen met inzage of afschrift (ongeacht in welke vorm) al eerder niet door psychotherapeuten in rekening worden gebracht.
Waarborgen van veiligheid
Het is de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder om te garanderen dat op een veilige manier wordt voldaan aan een verzoek tot elektronische inzage in en/of afschrift van het medisch dossier. Indien (het interne systeem van) beveiliging van cliëntendossiers niet goed wordt geregeld kan dit leiden tot een torenhoge boete.
In de Wabvpz (art. 15h) wordt gewezen op de verplichting van de zorgaanbieder om bij een vermoeden van onbevoegd bekijken van een cliëntendossier melding te doen bij de Autoriteit persoonsgegevens.
Meer informatie
In de Zorgverzekeringswet is er ruimte voor marktwerking en krijgen consumenten, zorgaanbieders en zorgverzekeraars meer ruimte om zelf keuzes te maken. De zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de Zvw. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is toezichthouder en controleert of verzekeraars zich houden aan de normen, regels en voorwaarden die zijn vermeld in de Zvw.
Eén van de kernpunten is dat iedereen die in Nederland woont of werkt, verplicht is om een basisverzekering af te sluiten. De zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor het aanbieden van de basisverzekering en hebben een zorgplicht.
Dat houdt in dat alle verzekerden toegang moeten krijgen tot betaalbare en kwalitatief goede zorg. Zorgverzekeraars moeten voldoende zorg van goede kwaliteit inkopen.
Wanneer een zorgaanbieder, zoals een ggz-instelling, aangeeft dat er een wachtlijst is voor een bepaalde behandeling dan moet de verzekeraar bemiddelen en ervoor zorgen dat de verzekerde binnen een redelijke termijn en binnen een redelijke reisafstand geholpen kan worden bij een andere zorgaanbieder. Op dit vlak zijn binnen de Zvw duidelijke normen gesteld.Daarnaast moet deze zorg bereikbaar zijn, zeker als het gaat om spoedeisende hulp.
De basisverzekering dekt een groot aantal gezondheidsrisico’s, waaronder geestelijke gezondheidszorg:
Voor kinderen en jongeren tot 18 jaar met psychische problemen geldt een afwijkende wetgeving- en vergoeding: namelijk via de Jeugdwet.
Aanleverstandaard zorgvraagtypering en wachttijden
Welke informatie-elementen u precies aanlevert leest u in artikel 4.2 lid 4 van de Regeling geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg (NR/REG-2214c*). In dit document staat ook welke informatie-elementen u niet aanlevert als de patiënt een Privacyverklaring Zorgprestatiemodel heeft ondertekend.
De Jeugdwet vervangt niet alleen de Wet op de jeugdzorg, die tot 2015 geldig was, maar ook de verschillende andere onderdelen van de jeugdzorg die onder de Zorgverzekeringswet (geestelijke gezondheidszorg voor jongeren) en de AWBZ (wat betreft zorg voor licht verstandelijk beperkte jeugd) vielen. Ook de jeugdbescherming en jeugdreclassering maken onderdeel uit van de wet.
De jeugdzorg is overgeheveld naar de gemeenten die zich in hun beleid moeten richten op:
In de Jeugdwet is de verantwoordelijkheid van de gemeenten uitgebreid met de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg, de gesloten jeugdzorg, geestelijke gezondheidzorg voor kinderen en jongeren (jeugd-ggz), zorg voor jeugd met een lichte verstandelijke beperking (jeugd-lvb), ggz in het kader van het jeugdstrafrecht (forensische zorg), jeugdbescherming en jeugdreclassering.
De verantwoordelijkheid van de gemeenten bestaat onder meer uit:
Gemeenten hebben een jeugdhulpplicht. In de Jeugdwet staat dat de gemeente verantwoordelijk is voor jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Indien dat nodig is treft de gemeente een individuele voorziening, die vaak betrekking zal hebben op meer gespecialiseerde zorg. Het is aan de gemeente om te bepalen welke hulp vrij toegankelijk is en welke hulp een individuele voorziening is. Als een gemeente heeft besloten dat een kind of zijn ouders een individuele voorziening nodig hebben, dan kunnen zij hier rechten aan ontlenen.
De 'Eerste evaluatie Jeugdwet', die op 30 januari 2018 is aangeboden aan de ministeries van VWS en JenV en aan de VNG, laat zien dat de beoogde transformatie naar een effectiever jeugdstelsel nog niet is gerealiseerd. Er worden geen aanbevelingen gedaan om de Jeugdwet te veranderen.
Vanaf 1 mei 2018 geldt voor alle psychotherapeuten een nieuwe Beroepscode voor psychotherapeuten. De nieuwe beroepscode is een actualisatie van de code uit 2007 en wordt uitgegeven door de NVP
De beroepscode is een onmisbare leidraad voor het beroepsmatig handelen van iedere psychotherapeut. Onder beroepsmatig handelen wordt hier niet alleen verstaan het handelen in het kader van een professionele relatie in engere zin, maar elk optreden van de psychotherapeut in die hoedanigheid.
Om de kwaliteit van de gezondheidszorg te verbeteren, wordt meer en meer gewerkt volgens richtlijnen. In Nederland wordt sinds 1999 samengewerkt om te komen tot betere richtlijnen in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Hierbij zijn vele beroepsgroepen betrokken én cliënten- en familieorganisaties.
De multidisciplinaire ggz-richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften. Het zijn zo veel mogelijk op bewijs gebaseerde inzichten en aanbevelingen voor zorgverleners, beleidsmakers en inhoudelijk adviseurs, om kwalitatief hoogwaardige zorg te verlenen en te waarborgen. De richtlijnen zijn geen standaard die in alle omstandigheden van toepassing verklaard kan worden..
Aangezien deze aanbevelingen hoofdzakelijk gebaseerd zijn op de 'gemiddelde patiënt', kunnen zorgverleners, als zij dat nodig achten, op basis van hun professionele deskundigheid en autonomie afwijken van de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, zelfs noodzakelijk. Als zorgverleners van de richtlijn afwijken, is het noodzakelijk dat zij dit onderbouwen, ook tegenover de patiënt, en documenteren.
Autorisatie
Om een zo groot mogelijk draagvlak te verkrijgen voor de toepassing van de richtlijn in de praktijk worden de multidisciplinaire richtlijnen ter ‘geldig verklaring' voorgelegd aan de beroepsverenigingen, nadat het binnengekomen commentaar op de concepttekst is verwerkt.
De NVP heeft de volgende multidisciplinaire richtlijnen geautoriseerd:
Aanpassingsstoornissen
Aanpassingsstoornis (incl. overspanning en burn-out)
Aanpassingsstoornis bij kanker
ADHD
ADHD
Angststoornissen
Zorgstandaard angstklachten en angststoornissen
Arbeid als medicijn
Generieke module Arbeid als medicijn
Autisme
Zorgstandaard autisme
Bijwerkingen
Generieke module bijwerkingen
Bipolaire stoornissen
Generieke module bipolaire stoornissen
Comorbiditeit
Generieke module comorbiditeit
Conversiestoornis
Zorgstandaard conversiestoornis
Corona
GGZ en corona
Daginvulling en participatie
Generieke module daginvulling en participatie
Depressieve stoornissen
Zorgstandaard depressieve stoornissen
Destigmatisering
Generieke module Destigmatisering
Dissociatieve stoornissen
Zorgstandaard dissociatieve stoornissen
Diversiteit
Generieke module diversiteit
Dwang en drang
Generieke module dwang en drang
Eetstoornissen
Zorgstandaard eetstoornissen
eHealth
Generieke module eHealth
EPA (ernstige psychische stoornissen)
Generieke module ernstige psychische aandoeningen
KOP/KOV Zorg voor ouders met psychische en/of verslavingsproblematiek en hun (volwassen) kinderen
Generieke module Zorg voor ouders met psychische en/of verslavingsproblematiek en hun (volwassen) kinderen (KOPP/KOV)
Naasten
Generieke module naasten
Opiaatverslaving
Zorgstandaard opiaatverslaving
Ouderen met psychische aandoeningen
Generieke module ouderen met psychische aandoeningen
Parafiele en hyperseksuele stoornissen
Zorgstandaard parafiele en hyperseksuele stoornissen
Persoonlijkheidsstoornissen
Zorgstandaard persoonlijkheidsstoornissen
Richtlijn Persoonlijkheidsstoornissen
Psychische klachten in de huisartsenpraktijk
Generieke module psychische klachten in de huisartsenpraktijk
Psychische klachten in de kindertijd
Generieke module psychische problemen in de kindertijd
Psychische klachten en verstandelijke beperking
Generieke module psychische stoornissen en verstandelijke beperking
Psychose
Zorgstandaard psychose
Psychotherapie
Generieke module psychotherapie
Psychotrauma- en stressorgerelateerde stoornissen
Zorgstandaard psychotrauma- en stressorgerelateerde stoornissen
Samenwerkingsafspraken Jeugd (Landelijke samenwerkingsafspraken jeugd-GGZ)
Generieke module landelijke samenwerkingsafspraken jeugd-GGZ
Seksuele disfuncties
Zorgstandaard seksuele disfuncties
Sociale Psychiatrie
Generieke module sociale psychiatrie
Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK) en somatoforme stoornissen
Richtlijn somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK) en somatoforme stoornissen
Stemmen horen
Generieke module stemmen horen
Suïcidaal gedrag
Generieke module diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag
Vaktherapie
Generieke module vaktherapie
Vroege opsporing psychische klachten en aandoeningen in de volwassen bevolking
Generieke module vroege opsporing psychische klachten
Zelfmanagement
Generieke module zelfmanagement
Ziekenhuispsychiatrie
Generieke module ziekenhuispsychiatrie
(Landelijke samenwerkingsafspraken tussen huisarts, generalistische basis ggz en gespecialiseerde ggz)
De huisarts al dan niet als rechtstreeks betrokken zorgverlener
Deze regelgeving (2016) is vastgelegd in het document Landelijke samenwerkingsafspraken tussen huisarts, generalistische basis GGZ en gespecialiseerde GGZ.
De rapportage betreft feitelijke informatie zoals contactgegevens regiebehandelaar, diagnose, behandeldoel, gekozen behandelmethode, frequentie behandelcontacten, herstel bereikt en/of nazorg gewenst.
De informatie dient te worden beperkt tot wat voor het doel van de informatieverstrekking noodzakelijk is (art. III.3.1.1 van Beroepscode voor psychotherapeuten).
Handreiking Inzage in medische dossiers door nabestaanden
De KNMG heeft in samenspraak met de Patiëntenfederatie, de handreiking Inzage in medische dossiers door nabestaanden opgesteld. Deze uitgave gaat in op alle regels rondom het recht voor nabestaanden op inzage en afschrift van gegevens uit medische dossiers van overleden naasten.
Op verzoek van de KNMG heeft de NVP gereageerd op de conceptversie van de Handreiking voor hulpverleners. De NVP is hiervoor benaderd omdat de handreiking van toepassing is voor alle hulpverleners onder de WGBO. De Patiëntenfederatie Nederland (PFN) heeft een aparte versie voor patiënten en nabestaanden gemaakt.
Achtergrond
De wijzigingen per 1 januari 2020 in het recht op inzage en afschrift voor nabestaanden zijn grotendeels nieuw voor hulpverleners. Tegelijk hebben zij soms grote gevolgen voor de dagelijkse praktijk. Met deze handreiking maken de KNMG en de Patiëntenfederatie, op verzoek van het ministerie van VWS, duidelijk in welke situaties hulpverleners gegevens uit het medisch dossier van een overleden patiënt of cliënt aan nabestaanden en anderen mogen verstrekken.
De handreiking is op 19 januari 2021 door de minister van VWS aan de Tweede Kamer aangeboden.
Hoofdregel en uitzonderingen
Alle informatie uit een medisch dossier van een patiënt valt onder het beroepsgeheim van een hulpverlener. Deze hoofdregel geldt ook na het overlijden van een patiënt. De wet bevat echter een aantal uitzonderingen op die hoofdregel. Die uitzonderingen worden in de handreikingen besproken. Het gaat om:
Hulpverleners op wie de WGBO van toepassing is, zijn onder andere psychotherapeuten en gz-psychologen, maar ook zorginstellingen, zoals ziekenhuizen (algemeen en psychiatrisch), verpleeghuizen en thuiszorgorganisaties.
Dossiervoering is een wettelijke verplichting, vastgelegd in de Wet op Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO). Volledigheid van het dossier is tevens van belang voor het geval dat een andere hulpverlener de behandeling van een cliënt vanwege plotseling overlijden van de therapeut of om welke reden dan ook moet overnemen. Deze dient dan over voldoende gegevens te kunnen beschikken. In het dossier moeten in ieder geval de basisgegevens opgenomen worden. Bij een psychotherapeutische behandeling gaat het daarbij om de volgende zaken:
- personalia en andere voor de behandeling relevante gegevens;
- de verwijsbrief;
- de door de cliënt gepresenteerde hulpvraag;
- de bevindingen van het klinische interview;
- (hetero)anamnese; - (structurele en descriptieve) diagnostiek;
- gegevens over medicijngebruik;
- een door de cliënt geaccordeerd behandelplan, met daarin:
• een diagnose casu quo een duidelijke omschrijving van de problematiek of stoornis,
• behandeldoel(en), de aanpak casu quo methode om tot het behandeldoel te komen,
• voorlopige frequentie van de afspraken en de te verwachten duur van de behandeling;
- afspraken die met de cliënt worden gemaakt (onder andere over afzeggen afspraken, de betaling, waarneemregeling, enzovoort);
- data afspraken (alsmede e-mail- en/of telefonisch contact tussendoor);
- verslaglegging voortgang en beloop van de behandeling ;
- eventuele latere wijzigingen van (onderdelen van) het behandelplan;
- aantekeningen van gesprekken en bevindingen van bij name genoemde andere hulpverleners die bij de behandeling zijn betrokken;
- informatieverstrekking: vermelden dat en wanneer er een duidelijke omschrijving is gegeven van de behandeling, informatie is gegeven over de eventuele wachttijd en doorlooptijd, de hoofdlijnen van de Beroepscode voor psychotherapeuten, de klachtenregeling, de kosten voor de cliënt, enzovoort;
- door de cliënt gegeven instemming met de diagnose, toestemming voor uitvoering van het behandelplan, toestemming voor eventueel opvragen of verstrekken van informatie en toestemming voor verstrekken van wettelijk verplichte informatie aan de zorgverzekeraar in verband met de vergoeding op basis van de Zorgverzekeringswet;
- gegevens van tussentijdse evaluaties en eindevaluatie;
- gegevens over nazorg en verwijzing;
- afschriften van alle verzonden en ontvangen correspondentie met/over de cliënt.
Een psychotherapeut met een eigen praktijk is wettelijk verplicht een waarneemregeling te treffen. Deze verplichting vloeit voort uit de plicht tot continuïteit van zorg en het kunnen uitoefenen van de wettelijke patiëntenrechten, zoals omschreven in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Vaak is het ook verplicht gesteld in de contracten van de zorgverzekeraars. Een waarneemregeling is er voor vakantieperioden maar bijvoorbeeld ook tijdens ziekte. In het rapport van de inspectie worden waarnemingsregeling en dossieroverdracht genoemd als ontwikkelpunten voor met name kleine praktijken.
In het verlengde van de waarneemregeling moet een vrijgevestigde psychotherapeut schriftelijk regelen waar en door wie zijn dossiers bewaard worden, voor het geval hij door overlijden of een tijdelijke of blijvende absentie niet (langer) in staat is het dossier te beheren. Deze verplichting vloeit voort uit de bewaarplicht, de verantwoordelijkheid voor de continuïteit van zorg en de wettelijke patiëntenrechten, zoals vastgelegd in de WGBO. In die situatie moeten een of meer vakgenoten de professionele werkzaamheden overnemen dan wel afronden. Tegenover de cliënten en oud-cliënten houdt deze verantwoordelijkheid in dat zij worden geïnformeerd over:
1. het overlijden van de psychotherapeut of een andere reden van beëindiging praktijkvoering zonder dat de psychotherapeut hen daar zelf over heeft kunnen informeren.
2. de plaats waar hun dossiers zich bevinden en met wie zij daarover contact kunnen opnemen;
3. tot wie zij zich kunnen richten om te kunnen worden doorverwezen voor voortzetting van de behandeling.
Bij het aanschrijven van oud-cliënten moet eerst worden nagegaan of zij nog op het adres wonen dat in hun dossier is vermeld. De cliënten zullen in de gelegenheid gesteld moeten worden het dossier op te halen of (aangetekend) toegestuurd te krijgen en zelf te bewaren. Naast hun recht op inzage en afschrift kunnen zij ook kiezen voor een vernietiging van het dossier.
Ook verwijzers, zorgverzekeraars, collega’s in de regio, de regionale inspectie en beroepsverenigingen moeten geinformeerd wrorden over de opvolging of de getroffen regeling inzake de dossiers. Wanneer een behandeling van een cliënt wordt voortgezet door een andere hulpverlener dient het dossier door de aangewezen vakgenoot – met toestemming van de cliënt – aangetekend per post te worden verstuurd aan de nieuwe behandelaar. De bewaarplicht van de vrijgevestigde psychotherapeut gaat dan over op de opvolger.
Als de achterblijvende partner van de psychotherapeut de dossiers in een afgesloten kast bewaart, dient hij of zij een beroep te doen op de psychotherapeut die het beheer voert over het archief om de uitoefening van het inzagerecht te begeleiden. De voorkeur gaat echter uit naar een bewaarplaats in een professionele omgeving die recht doet aan de voorwaarden met betrekking tot het beroepsgeheim en beveiliging van de gegevens.
Iedere vrijgevestigde psychotherapeut is zelf verantwoordelijk om tijdig maatregelen te treffen voor de continuering van zorg die een cliënt van hem mag verwachten. Als bij een overlijden niets vooraf is geregeld, dienen de achterblijvende partner of erfgenamen zich in te spannen om een vakgenoot – bijvoorbeeld de collega(e) met wie een waarneemregeling is getroffen of een collega uit de intervisiegroep – bereid te vinden om deze verantwoordelijkheid op zich te nemen.
Deze regelgeving (2016) is vastgelegd in het document Landelijke samenwerkingsafspraken tussen huisarts, generalistische basis GGZ en gespecialiseerde GGZ.
Er zijn 2 situaties:
-De geheimhoudingsplicht geldt niet ten opzichte van zorgverleners die rechtstreeks bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst betrokken zijn. Dit geldt ook voor vervangers van de psychotherapeut, bijvoorbeeld in het kader van een waarneemregeling. Huisartsen zijn rechtstreeks betrokken indien zij in het kader van de betreffende psychotherapeutische behandeling bijvoorbeeld medicijnen voorschrijven.
- In veel gevallen zijn huisartsen, ook als zij verwijzer zijn, niet rechtstreeks bij de psychotherapeutische behandeling betrokken.
In dit geval is voor de ggz regelgeving van kracht over wanneer en over welke punten overleg met en rapportage aan de huisarts, op voorwaarde dat de cliënt (of wettelijke vertegenwoordigers) hiervoor toestemming geeft (geven).
De rapportage betreft feitelijke informatie zoals contactgegevens regiebehandelaar, diagnose, behandeldoel, gekozen behandelmethode, frequentie behandelcontacten, herstel bereikt en/of nazorg gewenst.
De informatie dient te worden beperkt tot wat voor het doel van de informatieverstrekking noodzakelijk is (art. III.3.1.1 van Beroepscode voor psychotherapeuten).