Psychotherapie in tijden van Corona: Dorine Everts
In deze vierde aflevering een gesprek met Dorine Everts, psychotherapeut en manager Zorg bij Youz (Parnassiagroep) en in haar eigen praktijk. Dorine ervaart deze tijd als heel vermoeiend maar benadert het praktisch. ‘Wat me echt raakt is het negatieve beeld dat in de media neergezet wordt over de ggz.’ Lees hier alle interviews
Onder het motto: 'ervaringen delen helpt' laten we in deze serie ledenberichten collega's aan het woord. Hoe ziet hun werk er tijdens het coronavirus uit? Wat lukt, wat lukt niet en wat doen ze anders?
Dorine Everts, psychotherapeut en manager Zorg bij Youz (Parnassiagroep) en in haar eigen praktijk.
‘Wat me echt raakt is het negatieve beeld dat in de media neergezet wordt over de ggz.’
Hoe ziet je werkdag er op dit moment uit?
Op onze polikliniek zijn de crisisbeoordelingen doorgegaan en mijn aanwezigheid is nodig voor overleg, ondersteuning en soms voor de beoordeling zelf. Ik ga dus elke dag gewoon naar kantoor. Veel van mijn tijd gaat naar de organisatie. We hebben twee locaties en samen met de manager bedrijfsvoering maak ik draaiboeken om alles aan te passen aan de richtlijnen en voorschriften: wat worden de looproutes, waar plaatsen we schermen, de handgel, hoe plannen we ‘dakpansgewijs’ alle afspraken enzovoorts.
Daarnaast gaat mijn gewone werk door. Voor mijn patiënten op de polikliniek moest ook ik uitwijken naar alternatieven die ik nog niet kende en waar ik in getraind moest worden. Ook het leidinggeven kost nu meer tijd. Er zijn veel vragen en er is natuurlijk ook veel uit te leggen. En ik merk dat mijn stijl van leidinggeven zeker nu bepaald wordt door het soort psychotherapeut dat ik ben.
Kun je dat uitleggen?
Als psychotherapeut ga ik samen met mijn patiënt op zoek naar factoren die belemmeren in de ontwikkeling. Ik werk daarbij via de relatie die ik met het kind, de jongere en de ouders aanga. Ik probeer het probleem zichtbaar te maken aan de hand van de dingen die in de kamer gebeuren. De relatie is dus heel belangrijk als vehikel om te veranderen of te ontwikkelen zal ik maar zeggen. Als leidinggevende vind ik het belangrijk dat de medewerkers zich gezien en gehoord voelen en merken dat ik beschikbaar ben om hen te ondersteunen.
Welke vormen van contact of ontmoeten heb je op dit moment met cliënten?
In de polikliniek zien we mensen face to face in en rond crisissituaties en medicaties. De reguliere behandelingen worden via beeldbellen en telefonische contacten gedaan. We zijn allemaal aan het begin van de crisis getraind en mensen hebben webinars gevolgd om vertrouwd te raken met deze manier van werken. De laatste week was wel te merken dat er aan beide zijden, dus zowel bij patiënten als bij medewerkers, enige ‘medium- vermoeidheid’ ontstaat.
Zelf heb ik er uiteindelijk voor gekozen niet te beeldbellen. Mijn patiënten waren niet enthousiast en nu dring ik ook niet meer aan. Mijn eigen praktijk is ingericht op leertherapie en supervisie. Dat ligt sinds het begin van de crisis helemaal stil. Aan het begin wilde ik het even aanzien. Nu het langer duurt en we weer face to face mensen kunnen gaan zien heb ik een ander probleem: ik heb simpelweg niet voldoende vierkante meters en zou de complete indeling en al mijn prachtig beklede (en dus niet te reinigen) stoelen moeten veranderen. Waar nodig heb ik geprobeerd telefonisch contact te houden. En we gaan samen evalueren waar we staan en wat er nodig is in de nabije toekomst.
Je bent niet enthousiast over beeldbellen?
Bij het behandelen met digitale middelen lukt het simpelweg niet om dezelfde doelen te behalen die je bij een ‘normale’ behandeling onderzoekt en nastreeft. Het gaat vooral om het contact en het behouden van behaalde doelen. Het gaat in de telefoontjes ook meer over ‘wat doet deze crisis met je’. Ik gebruik in deze tijdelijke situatie het motto: ‘hoe help je Splinter door de winter.’ We komen er wel uit, maar nu is het toch even behelpen en roeien met de riemen die we hebben.
Ik kan me wel voorstellen dat het anders is wanneer je vanaf het begin kiest voor een digitale behandeling hoor. Wij hebben ook een hele ‘digipoli’ binnen de organisatie en daar zijn tevreden medewerkers en tevreden cliënten! Maar ik vind het heel knap hoe iedereen die draai heeft gemaakt! Daar ben ik ook heel trots op.
Wat vinden jouw patiënten ervan?
Mijn patiënten houden het beeldbellen af. Ze telefoneren liever.Telefonisch contact werkt vooral bij patiënten met blijvende psychiatrische problematiek die in de fase zitten waarin ze zelf stabiliserende factoren moeten regelen. Ik bel hen bijvoorbeeld twee keer per week een half uur. In de telefoontjes gaat het vooral om de ondersteuning in de huidige situatie. Nu uitbreiding tot de mogelijkheid gaat behoren willen ze graag een telefoontje inruilen voor een afspraak op locatie. Gelukkig snappen ze dat dat niet elke afspraak kan.
Zou je niet verwachten dat juist jongeren het beeldbellen zouden omarmen?
Gek genoeg is dat niet per sé zo. Wat ik van mijn patiënten hoor is dat zij moderne technieken vooral voor andere dingen willen gebruiken. En die therapie moet blijkbaar ook in hun ogen toch echt face to face. Ze vinden het wel leuk als ik interesse toon voor hun activiteiten op digitaal gebied, maar met mij beeldbellend afspreken, dat klopt gewoon niet.
Welke keuzes heb je moeten maken?
Ik maak iedere dag opnieuw keuzes. Alles bij elkaar ervaar ik het als heel intensief en vermoeiend. Elke dag verandert er weer iets. En er kan niks op de automatische piloot. Ik moet overal over nadenken en keuzes maken. Ook moreel.
Bijvoorbeeld?
We maken elke week een rooster wie er op kantoor komt voor de beoordelingen. Mensen met klachten mogen niet naar kantoor komen. Maar dat verzwaarde de taken van de gezonde mensen. De druk nam toe mensen met lichte klachten toch te laten komen. En dat dan niet toelaten vraagt echt om uitleg, vooral ook omdat mensen niet echt heel ziek waren en best graag weer hun huis uit wilden!
Hoe hou je contact met je collega’s?
Ik stuur aan het begin van iedere week een bericht in de appgroep met collega’s. Om iedereen een hart onder de riem te steken. Het is ook een poging om het teamgevoel overeind te houden. Medewerkers die ik lang niet gezien heb bel ik op. Vergaderingen doen we online. Maar ook dat vind ik niet prettig. Elke nuance in een gesprek valt toch weg.
Wat is het opmerkelijkste moment van afgelopen weken?
Aan het begin van deze pandemie waren een paar van mijn collega’s behoorlijk ziek. Ze herstelden gelukkig maar ze zijn niet getest. Toen de testcapaciteit werd uitgebreid zijn twee collega’s wel getest. De eerste had geen corona, de tweede wel. Dat hebben we allemaal echt als een schok ervaren en we moesten dat echt ook even samen verteren. Waar het virus eerst een onzichtbare vijand was, was het nu opeens heel reëel. Daarvoor moest ik mensen van sommige beslissingen echt overtuigen omdat de bedreiging van het virus toch niet helemaal serieus genomen werd. Die twijfel was na die geteste zieke collega wel helemaal weg.
Waar maak je je zorgen over?
Wat me echt raakt is het negatieve beeld dat in de media wordt neergezet over de ggz. Alsof we te weinig doen. Alsof we niet willen! Terwijl we achter de schermen echt zo keihard aan het werk zijn. Het was vast niet zo bedoeld maar zo’n uitzending van Kassa vorige week, doet dan echt geen goed. Natuurlijk willen we cliënten zien! En echt, we zijn met ‘ man en macht’ aan het werk om dat allemaal voor elkaar te krijgen!
Ik snap wel waar het vandaan komt. Want iedereen heeft behoefte aan veiligheid, structuur en zekerheid. En dat is nu juist wat er niet is. Maar de ggz zo neerzetten, dat raakt me diep.
In het kader van zelfzorg: wat doe je om te ontspannen?
Ja, daar vraag je wat. Te weinig eigenlijk. Mijn individuele zangles, eens per veertien dagen gaat gelukkig nog door. Ons ensemble moest natuurlijk stoppen. Het oefenen voor de les schiet er regelmatig bij in helaas, maar dat uurtje zingen koester ik! En onze PMT- ster geeft Zhineng Qigong-les wanneer je dat wilt. Ze moet me daar af en toe voor komen halen anders schiet zelfs de pauze erbij in. Maar ‘s avonds thuis doe ik echt weinig meer.
Wat zou je tegen je collega’s willen zeggen?
Mijn collega-psychotherapeuten zou ik willen laten weten dat het voor iedereen zwaar is. Ik heb gemerkt dat veel collega’s onzeker zijn over hun eigen behandelingen. Dat is jammer, want het is voor iedereen nieuw en ik heb heel veel respect voor wat iedereen uit de kast haalt. Laten we niet vergeten dat niet alleen patiënten getraumatiseerd zijn door deze crisis maar hulpverleners ook. Wij zijn ook mensen. We hebben allemaal last van deze tijd. Dat idee moeten we misschien nog even wat meer verspreiden.
En laten we niet vergeten dat juist in deze crisistijd het belang van ons vak nog maar eens onderstreept wordt. Juist nu zien we het belang van de relatie, in een behandeling maar ook met collega’s.
Is er iets wat je na deze ‘coronatijd’ zou willen behouden?
Wat betreft mijn vak kan ik me wel voorstellen dat we meer met blended- behandelvormen gaan werken. In sommige behandelingen kan face to face heel goed afgewisseld worden met een telefonisch contact en voor sommigen misschien beeldbellen.
Meer in het algemeen zou ik graag het rustigere tempo van het dagelijkse leven om me heen meenemen. Zeker in de beginperiode van het virus was het heel rustig op straat. Als ik ’s ochtends vroeg naar mijn werk reed, zag ik soms gezinnen samen de dag starten met een boswandeling. En mensen gaven meer ruimte aan elkaar. Ze behandelden elkaar in een winkel met meer egards. De sfeer was prettiger. Het gevoel van ‘we komen er wel doorheen samen.’ De laatste weken zie je dat dat verandert. Het wordt weer drukker op de snelwegen en het straatbeeld is echt al weer hectischer. Ik hoop echt dat er niet weer zoveel druk op alles komt te staan.
Ik zeg in mijn behandelingen wel eens gekscherend: ‘Leven kost tijd’. Voor mij geeft deze periode weer hoe waar deze flauwe dooddoener is. Het is de kunst geïnspireerd te blijven en te blijven zoeken naar mogelijkheden. Hoe vermoeiend ook, het blijft de moeite waard!